Poezie
Singel
Met dank aan Jan Engelman en Marga Klompé
O singel weer rond
O cirkel weer dicht
O water weer open
Slaap zacht, Catharijnebaan
die we eindelijk mochten slopen.
Een nazi bedacht het
J. Kuiper volbracht het
De Ranitz verachtte
de volkswil en dempte de gracht.
Zo begon de lange wacht.
De stad draagt nu een ring.
De allereerste zilverwinde
zwom reeds de grote kring
en werd goddank niet opgevist; haar staartje
heeft vijftig jaar uitgewist.
Alexis de Roode
Toelichting: op 12 september 2020 werd de herstelde singel van Utrecht weer officieel geopend, nadat hij vanaf 1968 gedeeltelijk was gedempt. Ik kreeg eind 2020 opdracht om een gedicht te schrijven over deze gebeurtenis, voor het jaaroverzicht van de gemeente. Daarbij deed ik, afgaand op een buikgevoel, wat stevig speurwerk, en ontdekte dat Max-Erich Feuchtinger, de man die in 1958 de singeldemping bedacht, een nazi is geweest. Dit bleek tot mijn verrassing nooit bekend te zijn geweest. Algemeen Dagblad schreef dit artikel n.a.v. de ontdekking. Leuke parallel is dat Jan Engelman, die in 1968 in een eentweetje met Marga Klompé de demping grotendeels tegenhield, ook een dichter was. Maar hij wist dit nog niet.
Contract
Ik ben vandaag in dienst getreden van het goede,
met inzet van al mijn beperkte middelen,
om de wereld tot een betere planeet te maken.
Ik ga er werk van maken, de verbeterde schepping,
de fouten die Darwin en God hebben gemaakt,
de inborst van de mens afwerken,
bewustzijn in het productieproces brengen.
Het wordt tijd haar eindelijk eens op te graven,
onze betovergrootmoeder, de Deugd.
Die kinderachtige verheerlijking
van de ondeugd, lekker stout,
het heeft nu lang genoeg geduurd.
Wij gaan dineren in een bos
met een ingehuurde beroemdheid
en schrijven ieder drie ideeën op
om de wereld te veranderen.
Niemand weet waar het heen gaat;
wij gaan daar orde in aanbrengen.
Omdat ik voor het goede ga werken, is mijn salaris enorm.
Alexis de Roode
(openingsgedicht uit Een steen openvouwen, Uitgeverij Podium, 2017)
Winterwende
Verder en verder
de stad uit,
naar de onverlichte landen
wandelt hij,
de oude buitenslaper,
tranen kwijlend in zijn baard.
In het donker moet hij zoeken
naar wat niet
tussen mensen bestaat.
Oorzaakloos
flakkert in de lege kamer
een kaars.
Tijd likt onze handen,
trouwe hond die stinkt
en ouder wordt. Daarom
moeten wij vuren branden,
en alsmaar luisteren naar Bach.
Waar de nacht wit is
en schitterend van vorst,
keert hij om
en strompelt naar de stad terug
als een koning
met sterren bestrooid.
Samen met de ochtend
nadert hij, de ijspegels
aan zijn baard half ontdooid.
Gooi het joelblok in de haard.
Vouw cirkels tot slingers
en kroon de boom
rood wit rood.
Drie vonken stijgen
in de nacht:
een voor jezelf,
een voor je familie,
een voor de wereld.
Stage
Welkom.
Je stage begon
toen je overdekt met bloed en vet
onder de felle lamp verscheen.
De stage is onbetaald,
maar als je geluk hebt zullen je collega’s je voeden.
Al het werk wordt hier gedaan door onbetaalde krachten.
Ook je vader en moeder krijgen hier niets voor.
Helaas is de markt voor zingeving momenteel erg krap,
de marges zijn nihil.
Er is een serie introductiegesprekken ingepland
met verschillende leidinggevenden,
maar je zult pas jaren naderhand weten
dat ze hebben plaatsgevonden.
Er is een werkplek voor je vrijgemaakt,
maar waar die zich bevindt,
moet je zelf ontdekken.
Als je hem aantreft, zal hij bezet zijn door anderen,
die niet op de hoogte zijn gesteld door de directie.
Gaandeweg zul je ervan overtuigd raken
dat je onmisbaar bent voor dit bedrijf.
Je zult vergeten dat je stage liep.
Op de dag dat je leertijd onverwacht afloopt,
zul je je woedend beroepen op je vermeende positie,
koortsachtig zoeken naar een onvindbaar contract.
Bosrand
Op een herfst zonder geloof
ging ik naar de hoeders van gene zijde.
Het was toen oktober
en mijn haar kleurde rood.
Ik ging uit de tijd,
dat wil zeggen,
ik ging uit de wereld.
Sprak tot een omgevallen boom
en zong voor één stervend blad.
Ik zag dat het denken
een lelijk huis was:
een vierkante woondoos
die ongenadig oprees uit de polders.
Sloopkogels!
Maar had alleen een BIC M10.
Langs een slootje schrijf ik dit,
bij dalend licht,
met uitzicht op een bosrand.
Tussen de stammen,
waar de nacht al begonnen is,
fluit een vogel de aarde stil.
Een soort hondje
Doe het niet zeiden ze
je bent er niet gewenst
het is gevaarlijk
je verdrinkt in een sluis
maar de vis raakte op
ik geloofde in mezelf
in avontuur
in grachten vol vis
het was een lange tocht
en het was inderdaad gevaarlijk
tussen containerschepen door
rivieren op, kanalen in
maar ik bereikte die stad
en zwom in de gracht
mijn kop hoog boven water
trots als een zeekomkommer
ik zag die tweepoters ademhappen
ze leken ongevaarlijk
ik ging heel even aan land
om die stad wat beter te bekijken
ik werd meteen opgepakt
en afgevoerd in een busje
gevangen gezet in AZC Pieterburen
teruggezet in zee
ik hap in een plastic zak
als ik mijn ogen sluit zie ik ze nog
zilveren zoetwatervisjes
die nooit een zeehond hadden gezien
mijn zusjes draaien om mij heen
ik vertel ze hoe de voorntjes
vanzelf in mijn mond zwommen
ongeloof en hoop in hun ogen
ik weet nu de weg
deze zomer of de volgende
dan gaan we, niet alleen
maar met duizenden
Reis
Reis
Ik ga niet weg,
maar blijf ook niet hier.
Er kan dus niemand mee.
Ik ga op reis in een kleerkast
zonder hout, met alleen
maar nacht en ruimte.
Een lange reis
over geringe afstand,
steeds verder naar binnen.
Er blinkt iets in de verte,
onbereikbaar
maar zeer nabij.
Het is de robijn
in de ring van Sinterklaas,
gemaakt van 600 jaar oud plastic.
Hij lijkt op de bloemdieren
in de diepzee
die licht geven in de onderstroom.
Dat is de enige plek op de wereld
waar ik heen kan;
die plek is overal.
En als ik aan zal komen,
is iedereen die niet mee kon
al daar.
(ongepubliceerd)
De lege landen
Ik zit in de trein naar Utrecht
als ik mij plotseling afvraag:
waar is het wonder?
Want alles wat ik zie, bestaat zo ontzettend:
struikjes, koetjes, boerderijen,
er is geen speld tussen te krijgen.
Neem nu die haagbeuk:
die staat daar maar
aan de rand van een weiland.
Beetje groen zijn. Beetje groeien.
Het is allemaal zo van deze wereld!
Geef mij a.u.b. een wonder,
een heel klein krasje
in het diamant van de feiten,
een mirakeltje van niets,
er hoeft heus geen engel bij
of donderstem.
Al is het maar die haagbeuk
die op een mistige ochtend
een beetje is verschoven.
Dan weet ik genoeg.
(uit de bundel: Geef mij een wonder, Uitgeverij Podium, 2005)