Stad en Land
Stad en Land, de tweede bundel van Alexis de Roode, is uitgegeven door Uitgeverij Podium te Amsterdam en verscheen in 2008. ISBN-nummer: 978 90 5759 0597. De bundel werd genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs.
Waar Geef mij een wonder in essentie over liefde, dood en afscheid ging, gaat het in Stad en Land over de verhouding tussen de mens en zijn omgeving. In de bundel speelt de dichter met mens en landschap, geest en materie, taal en werkelijkheid.
Recensies:
Over de bundel Stad en Land zijn 12 besprekingen verschenen. Hiervan zijn er elf lovend, één (mild) afwijzend. Verder zijn twee gedichten geplaatst in Volkskrant en NRC.
- “volwaardig dichter die zijn stem heeft gevonden in een postmodern mystieke stijl” – Daniël Dee in Krakatau 51, september 2008.
- “De Roode bouwt op zijn eigen manier aan een wonder voort.” – Jury J.C. Bloem-poëzieprijs, 2009
- “herkenbaar en vaak bijzonder grappig” – Silvana Sodde in Passionate Magazine van juli/augustus 2008.
- “zelden zulke opgewekte, genietende, lebensbejahende poëzie gezien” – Rob Schouten in Vrij Nederland.
- “een bevlogen dichter, met een actuele boodschap” – Chrétien Breukers in dagblad De Pers.
- “ernstige grappen” – Koen Eykhout in De Limburger.
- “heeft nog steeds het sprookjesachtige van zijn debuut” – Vrouwkje Tuinman in La Vie en Rose.
- “ik ruik ‘m niet, zie ‘m niet, hoor ‘m niet” – zegt een teleurgestelde Janita Monna in De Groene Amsterdammer.
- “Stad en Land is poëzie die aan je vast blijft zitten” zegt Bibi Dumon Tak van NBD/Biblion.
- NRC Handelsblad plaatst het gedicht ‘Voor de eerste beuk van de laan’, en koppelt het aan ‘Aan een standhoudende zandweg’ van H.H. ter Balkt.
- Volkskrant benoemt Alexis de Roode tot meest veelbelovende dichter van de Nacht van de Poëzie en plaatst in de aanloop naar de Nacht het gedicht ‘Billboard’.
- “Stad en Land is een bundel die hoog boven de grauwe middelmaat uitsteekt,” zegt Philip Hoorne op Poëzierapport.
- “een ode aan het leven en de poëzie” – stelt Edwin Fagel van De Recensent.
- “hij kan het asfalt verteerbaar maken, de Lidl een attractie” – prijst Joris Michels op Sapsite.nl
Poëtische reacties op de bundel:
Dichter Hanz Mirck schreef ter gelegenheid van de bundelpresentatie dit gedicht.
Stad en Land
Ik kan de stickertjes achterop boeken
lezen. Niet alleen de prijs maar ook
-net als de kassa- hoeveel geleverd
hoelang een boek al in de winkel wacht
Ik weet hoeveel boekhandels op hoeveel hoofden
en zo kan ik zeggen van de bundel in mijn hand
drie op vijfenveertigduizend; één op vijftienduizend,
Alexis, van jouw ‘Stad en Land’
Een advocaat of rechter later naast me aan een tafeltje
legt op luide toon de wereld uit aan twee meisjes
met brilletjes, als ze weggaan zijn ze even klein
hij steekt er tussen bovenuit
De wereld is eenvoudig voor een goedbetaalde jurist
zoveel is zeker.
Ik zie een foto van Bootsy Collins aan de muur,
in een pak van rood en wit leer; het rood glimt,
het wit mat, afgebiesd met zilveren sterren,
puntige laarsjes met inkepingen als maantjes
zonnebril in de vorm van de zon, hij kijkt verrast
naar het wonder van de fotografie
Maar ik kijk naar het witte krukje waarop hij
zoveel jaren terug schitterde
en ik denk aan de mensen in de krukjesfabriek
waar het benauwd moet zijn geweest
Er werkt een blond meisje dat droomt van een toekomst
haar vriend zit nu nog zijn jaren uit
Je mag nooit schrijven over schrijven
maar poëzie moet alle wetten treden
Drie op vijfenveertigduizend, drie juristen
drie borrels op jou
Anne Broeksma schreef een pastiche op het gedicht ‘Springhond’:
Stinkhond
Uit de prullenbak komt ze tevoorschijn,
ze hijgt en kwijlt tussen vuilnis door,
komt op mij af met paardenvliegen,
het lijkt of ze lacht, ze stinkt!
En ik ren en ik ren en ik ren door de nacht
en ik ben groter dan een verbruikt maandverbandje
en de mensen duiken steeds voor mij weg
en daar is een zakje en heel oud heel schimmelig
en ik stink!
en de peuken blijven plakken in mijn klittenhaar
en daar is de stront en boem! en ik ren en ik ren
en mijn tong laat ik slingeren over de stront
en ik proef de hond en lekker! en 40.000 kilo stront!
en ik ruik een verrotte appel en een aangeschoten hert
en een ontplofte zeehond
en de mensen zijn fris en ik vooral Vies
en ze walgen in het gras en ik blaf als een clowntje
en zijn mijn honderdduizend ogen en kijken argwanend neer
op het draaien van de grote grauwe wereld
en ruiken mij, stinkend in het park,
een kleine vieze hond in de nacht.